一:er指代地方。

　　Ik ga vaak naar China.Ben je er weleens geweest,(er=in China)

　　Moet je nog naar het postkantoor, Nee,ik ben er net geweest.(er=op het kantoor)

　　Ken je Changchun,Nee,ik ben er nooit geweest.(er=in Changchun)

　　二:er指代数量

　　Hoeveel kinderen heb je, Ik heb er vier.(er vier=vier kinderen)

　　你有几个孩子,我有四个。

　　Ze heeft alleen een hoofd ，maar ik heb er twee.(er twee=twee hoofden)

　　她只有一个脑袋，而我却有两个。

　　三:当一个句子主语不明确时，可用er替代。

　　Er staan veel mensen voor de bankdeur.银行门口站着许多人。

　　Er loopt een mooi meisje op de straat.一个漂亮姑娘走在大街上。

　　Er ligt niets op de tafel.桌上什么都没有。

　　四:做被动句的主语。

　　Er mag hier niet roken worden.这儿禁止吸烟。

　　Er is gisteren een man doodgeschoten.一个男人昨天被射杀了。

　　Vanwege de slechte economische situatie zijn er veel werknemers ontslagen.由于糟糕的经济状况，很多人被解雇了。

　　

　　五:er 和介词连用

　　ik woon in de eerst verdieping.Hij woont erboven.(er = de eerste verdieping,erboven=boven

　　

　　de eerst verdieping)我住在二楼，他住在我楼上。

　　Heb je van het ongeluk gehoord,Nee,ik heb er niets van gehoord/ik hebnie